een verzameling
De geschiedenis van het bloed
We keren terug in de tijd naar de belangrijkste fases op het gebied van de bloedtransfusie. We beginnen bij de ontdekking ervan en overlopen vervolgens de latere ontwikkelingen.
1628
Tot in 1628 zijn wetenschappers ervan overtuigd dat bloed in de lever geproduceerd wordt. Tot het moment dat de Britse arts William Harvey een gewichtige ontdekking doet ... die van de bloedsomloop! Hij ontdekt ook hoe belangrijk het hart is om het bloed voort te stuwen en te laten circuleren. Hij stelt vast dat het hart als pomp fungeert en dat de wanden van de twee hartkamers samentrekken om het bloed door de slagaders te stuwen.
Rond 1650 worden de eerste bloedtransfusies tussen dieren uitgevoerd.
1667
De Franse arts Jean-Baptiste Denis voert in Montpellier de eerste bloedtransfusie uit bij een mens. Hij gebruikt daarvoor het bloed van een lam. De eerste transfusiepatiënt is amper 15 jaar en heeft al maanden hevige koortsaanvallen. Hij overleeft en geneest dankzij de transfusie. Dokter Denis behandelt nog 4 andere patiënten. De eerste twee overleven. De derde sterft, maar niet als gevolg van de bloedtransfusie. De vierde patiënt krijgt als eerste een transfusie met kalfsbloed. Omdat zijn toestand niet verbetert, voert dokter Denis nog een tweede transfusie uit. Die wordt de patiënt echter fataal. Hij overlijdt aan een acute hemolytische shock. Die shock wordt in verband gebracht met de vernietiging van de rode bloedlichaampjes getransfuseerd aan de ontvanger.
1818
Na een te groot aantal overlijdens als gevolg van transfusies van dierlijk bloed naar mensen, waagt de Brit James Blundell zich vanaf 1818 aan de eerste bloedtransfusies tussen mensen. Als gynaecoloog hoopt Blundell met deze transfusies ook de bloedingen na een bevalling onder controle te krijgen. Er zijn echter twee grote obstakels die de verdere ontwikkeling van de transfusies tussen mensen in de weg staan, namelijk de onwetendheid over de bloedgroepen en de stolling van het bloed direct na de afname ervan.
1900
Wanneer Karl Landsteiner in 1900 het bloed van verschillende patiënten met elkaar vergelijkt, komt hij tot een cruciale ontdekking: het ABO-bloedgroepensysteem. Op basis van zijn geslaagde en mislukte bloedtransfusies tussen mensen en de vergelijkingen ertussen, begrijpt hij dat niet alle menselijke bloed compatibel is. Door zijn ontdekking gaan de slaagkansen van transfusies er aanzienlijk op vooruit. In 1930 ontvangt Landsteiner daarvoor ook de Nobelprijs voor Geneeskunde. Het is ook op zijn verjaardag, op 14 juni, dat de Wereld Bloeddonordag wordt gevierd.
1914-1943
Op 27 mei 1914 voert de Belgische dokter Albert Hustin als eerste een transfusie uit met bloed dat hij weet te bewaren met natriumcitraat als middel om het stollen tegen te gaan. Dankzij dit natriumcitraat kan bloed vanaf dan 4 dagen bewaard worden.
In 1940 ontdekken Karl Landsteiner en Alexander Solomon Wiener het antigeen Rh (D). Ze vinden in dit nieuwe agglutinogeen meteen een verklaring voor de tot dan onopgehelderde complicaties tijdens transfusies. Voor de ontvangers worden de transfusies steeds veiliger.
In 1943 stellen John Freeman Loutit en Patrick Loudon Mollison de gebruikte technieken nog verder op punt wat tot verbeterde antistollings- en bewaaroplossingen leidt. Met deze oplossingen kan vol bloed 21 dagen bewaard worden.
In deze periode worden ook de eerste Transfusiecentra opgericht.
Vandaag
Sinds de jaren '60 worden bloedtransfusies beetje bij beetje aangepast aan de specifieke behoeften van patiënten aan bepaalde bloedonderdelen.
Dankzij wetenschappelijke hoogstandjes kan bloed vandaag al 42 dagen worden bewaard.
Bovendien worden op de afgenomen bloedstalen van de donor uiterst nauwkeurige analyses uitgevoerd om zijn/haar bloedgroep te bepalen en elke mogelijke afwijking op te sporen die een gezondheidsrisico zou kunnen inhouden voor zowel de donor als de ontvanger.